Hoofd- en deelvragen
Podium
Interventie
Tijd
Performance
Relationele kunst
Installatie
No Glue
Aan welke voorwaarden dient een podium te voldoen om een actieve participatie van derden uit te lokken gegeven de context waarin het functioneert?

Deelvraag 1 - Loes
Wat is er voor nodig om een podium te creëren?

Deelvraag 2 - Pebbles
Hoe trek je de aandacht van een publiek zodat er interactie ontstaat?

Deelvraag 3 - Martje
Wat voor invloed heeft de context (op het publiek en het podium)?

Deelvraag 4 - Nina
Wat is participatie?

Deelvraag 5 - Sascha
Hoe hebben zintuigen invloed op het gedrag van mensen?

Deelvraag 6 - Naomi
Welke mogelijke reacties kunnen er uitgelokt worden bij mensen?
Uitwerking Deelvragen:

Deelvraag 1 - Loes Aanhane

Wat is er voor nodig om een podium te creëren?

Letterlijk is er een verhoging nodig, zodat iedereen binnen bepaalde grenzen weet waar in ruimtelijk opzicht het podium bevindt. Maar een podium kan ook op andere manieren gecreëerd worden.

Allereerst staat het begrip podium nooit op zichzelf. Toch begint het allemaal wel met een bepaalde plek. Dit kan een tastbare, abstracte of digitale ruimte op het internet zijn. Ten tweede is een podium niks zonder de aandacht van een publiek. Net als een publiek nooit los van het podium staat. Je zal altijd goed moeten bepalen wie of wat je doelgroep is, en hoe je het podium bij deze mensen onder de aandacht brengt. Welk gedrag wil je bij ze uitlokken? Wat is de routing ernaartoe? Wat wil je dat ze ervan meekrijgen? Of wil je ze misschien aanzetten tot een bepaalde actie/gedrag? Als derde moet er iets gebeuren of gedeeld worden. Alleen al iets wat belangrijk genoeg is om naar te kijken of te luisteren, kan dienst doen als podium. Dit heeft dus ook weer te maken met wie je publiek zijn en wat voor gedrag je bij hen wil uitlokken. Podium gaat dus over het creëren van een gelegenheid hiervoor.

Dus kort samengevat: Publiek – Plek – Presentatie
Daar komt dan nog bij kijken: Routing – Reactie/interactie



Deelvraag 2 – Pebbles Thijssen

Hoe trek je de aandacht van een publiek zodat er interactie ontstaat?

Om de aandacht van mensen te trekken moet je ervoor zorgen dat mensen prikkels krijgen, die ervoor zorgen dat er iets gebeurt in de hersenen.

Selectieve perceptie is een van de factoren die ervoor zorgen dat mensen reageren. Waarneming lokt veelal geen reactie uit. Mensen zien iets maar doen er niets mee. Maar wordt hetgeen dat waargenomen wordt, geplaatst in de interesse van de persoon die waarneemt, dan reageert deze persoon hier op. Wat ook heel belangrijk is is dat de toeschouwer vooraf informatie heeft over datgene dat wordt waargenomen. Zonder dat daar een invulling aan wordt gegeven. Dat doet de toeschouwer zelf op basis van onder andere ervaring, smaak etcetera. Duidelijkheid vooraf over wat er komen gaat, is dus belangrijk. Bijv. dat men naar een theaterstuk gaat kijken in plaats van naar een museum.
Daarnaast kun je de aandacht trekken door onderscheidend te zijn. Het moet bijzonder zijn, dat wil zeggen niet hetzelfde als de rest. Bepaalde kleuren kunnen bijvoorbeeld ervoor zorgen dat mensen op bepaalde dingen reageren. Zoals bij reclames wordt er meestal gebruik gemaakt van felle kleuren. Deze vallen op, dus ze zijn onderscheidend. Bepaalde kleuren blijken een bepaald effect op te leveren. Zo is oranje een warme kleur en wordt geassocieerd met gezelligheid. Contrasten helpen daarbij ook. Zowel contrasten van kleur als contrasten van licht. Het bovengenoemde gaat vooral in op het visuele. Maar je kunt ook op auditief gebied de aandacht van je toeschouwer trekken. Juist door het volume hard te zetten of juist heel zacht kun je een interactie met de toeschouwer uitlokken: veelal gaan de toeschouwers ook zachter praten/reageren als het volume zacht is.
Ook het gebruik van verschillende materialen kan de reactie van het publiek trekken en interactie veroorzaken. Zachte materialen, aaibare materialen lokken andere reacties uit. Je kunt je voorstellen dat harde, scherpe materialen hele andere reacties veroorzaken.

Het belangrijkste is dat toeschouwer begrijpt wat er van hem/haar verwacht wordt. Als iets er te ingewikkeld uitziet, dan haakt het merendeel af. De vormgeving moet dus ook duidelijk zijn.

Tijd speelt hierbij ook een belangrijke rol. Tegenwoordig heeft men niet veel tijd meer over, dus de interactie moet niet te lang duren. Tenzij de toeschouwer dit al als doel had, dan heeft de toeschouwer dit al ingepland.

De kernwoorden voor succes en interactie van een ontwerp in de meest ruime zin van het woord zijn context, onderscheidenheid, helderheid en niet te lang van duur. Het belangrijkste is dat alle zintuigen geprikkeld worden.



Deelvraag 3 - Martje Damhuis

Wat voor invloed heeft de context op het publiek en het podium?

Om antwoord te krijgen op deze deelvraag heb ik verschillende werken onderzocht.
Het is een hele brede vraag, want er zijn wel honderden verschillende contexten en podium is een heel breed begrip. Daarom wil ik de deelvraag specificeren, en maak ik het begrip ’’podium’’ wat kleiner door me te richtten op ’’installatiekunst’’. Door informatie over verschillende werken op te zoeken, ga ik kijken of de context bij installatiekunst een rol speelt, en wat voor invloed dat heeft op de toeschouwer. Welke verhouding en betekenis heeft de installatie met de omgeving en welke invloed heeft de wereld op de perceptie van het beeld. Eerst heb ik de begrippen context en installatiekunst opgezocht, wat is dat eigenlijk? Het Van Dale woordenboek geeft de volgende betekenissen:


















Kenmerkend voor installaties is het belang van de ruimte waarin ze zich bevinden, ontworpen om de perceptie van een ruimte te transformeren. Meestal kan je fysiek in een installatie, en wil het niet alleen je blik maar ook je andere zintuigen aanspreken. De laatste tijd wordt binnen de installatiekunst de perceptie van de toeschouwer steeds meer benadrukt. Installatiekunst kan tijdelijk of permanent zijn. Ze kunnen gebouwd worden in tentoonstellingsruimtes, zoals musea en galeries, alsook publieke en private ruimtes. Het biedt kunstenaars de mogelijkheid om verschillende materialen, technieken en natuurkundige verschijnselen te combineren, bijvoorbeeld projectie, audio, video, schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur. Hieronder een aantal voorbeelden van installaties waarbij de context een belangrijk onderdeel is.

http://en.wikipedia.org/wiki/Installation_art

Voorbeelden:

Yanyoi Kusama - Dots Obsession (Look Now, See Forever)

Een voorbeeld hiervan is het werk van Yayoi Kusama. In de serie ’’Dots Obsession’' laat ze installaties zien waarvan de onderdelen samensmelten met de ruimte door het gebruik van kleuren en patronen. Kusama geeft zorgvuldig aandacht aan de constructie van de ruimte door middel van kleur, vorm, spel, licht en het herhalen van een paar eenvoudige apparaten. Het zorgt voor een overweldigende ervaring van rode verf, witte stippen, reuze ballonnen en strategisch geplaatste spiegels. Het geeft de toeschouwer de illusie van een oneindige ruimte binnen en beperkt gebied.

Kusama, Yayoi. ’’Dots Obsession.’’ Look Now, See Forever. 2011

http://interactive.qag.qld.gov.au/looknowseeforever/works/dots/
















Anish Kapoor - Sky Mirror

De Britse kunstenaar Anish Kapoor noemt deze massieve spiegel een ’non-object’, omdat de functie van dit werk vooral de weerspiegeling van de omgeving zou zijn. Hij wil de toeschouwer laten versmelten met mijn omgeving en het object, zodat deze zijn perceptie en fysieke ervaring tijdens het aanschouwen kan onderzoeken. Het uitgangspunt van deze installatie is dus de context.

http://www.mca.com.au/apps/anish-kapoor/

















Andrea Polli - Breather

De installatie wordt in een omgeving geplaatst waar het ook echt van toepassing is.
Bij de breather installatie is een auto te zien, met daaromheen een transparante plasticzak, de gassen die vrijkomen bij een auto worden aangezet, en je ziet dat in enkele minuten de plasticzak helemaal bol staat. Andrea plaatst deze installatie op drukke plekken in steden, waar veel verkeer is, bijvoorbeeld in Dehli. Zodat mensen zich bewust worden van wat er uit een auto komt, en zich realiseren dat het echt slecht is voor het milieu. De context van deze installatie doet er wel degelijk toe, zou je dit in een rustige omgeving plaatsen met weinig verkeer, zou het minder indruk maken.

http://vimeo.com/16336731
















Job Koelewijn - Jump

Bij de installatie ’’Jump’’ van Job Koelewijn wordt in een levensgrote houten schuur het Nederlandse polderlandschap nagebootst. Door het gebruik van spiegels in de muren is de ruimte eindeloos. Wat de toeschouwer ook doet, het wordt hem onmogelijk gemaakt om zich in deze omgeving te positioneren. Als je bij de ruimte naar binnen gaat, verlies je elk contact met jezelf in een onverwachte confrontatie met de oneindigheid van de ruimte. Maar het geeft ook een sereen gevoel van volledige versmelting met de ruimte.

Gnyp, Marta. ’’Geen toeschouwer geen kunst’’. 2012.













Conclusie:

Bij de installatie kunst heeft de context een belangrijke rol. Ze worden ontworpen om de perceptie van een ruimte te transformeren. Door het veranderen of het accentueren van de context kan je bepaalde ervaringen creëren bij de toeschouwers. Dat is eigenlijk ook wat voor invloed de context heeft op het publiek en het podium, het prikkelt je zintuigen. De context versterkt (meestal) de installatie. Ik denk dat je het in veel gevallen niet los van elkaar kan zien, er is geen goede kunstinstallatie zonder goede context.






Deelvraag 4 - Nina Laan

Wat is participatie?

Algemeen

De beginselen van het woord ‘participatie’ kwamen eind jaren zeventig op. Participatie is een opvolger van het woord: ‘inspraak’. Het woord ‘inspraak’ werd in de politiek gebruikt, men kreeg inspraak in het besturen van het land en de overheid luisterde ernaar. In de praktijk verliep het echter anders, de overheidsdiensten hielden wettelijk verplichte rondes waarin burgers hun inspraak mochten doen. Met de woorden van de burgers werd vervolgens niks gedaan. De term ‘participatie’ kwam als opvolger, burgers wilde participeren, ze wilden meedenken en meedoen. Met participatie wordt actieve deelname bedoeld, ook wel betrokkenheid. Bij participatie gaat het altijd om personen die deelnemen aan een evenement of interventie. Participatie kan in de praktijk betrekking hebben op verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld burgers of jongeren. In de maatschappij is het belangrijk dat mensen participeren hierdoor ontstaan er evenementen, dagtochten en andere belevingen. Het tegenovergestelde van participatie is uitsluiting, want participatie hoeft niet altijd betrekking te hebben op alle doelgroepen.

Participatie is een brede en enge zin te bekijken. Bij de brede opvatting gaat het om het meedoen aan een maatschappelijke situatie of de betrokkenheid, zoals op de hoogte blijven van de actualiteiten en het volgen van het nieuws. In enge zin draait participatie om het deelnemen aan een bepaalde activiteit.

Voor participeren is er interacties nodig. Naarmate de inzet stijgt zal er meer geparticipeerd worden. Hieronder staan verschillende niveaus beschreven van participatie, van minder naar meer interactie:
1. Iets doen als voorbereiding voor de verbinding van anderen
2. Met anderen zijn
3. Interactie hebben met anderen zonder een specifieke activiteit te doen
4. Een activiteit met anderen doen om een gedeeld doel te bereiken
5. Anderen helpen
6. Bijdragen aan de maatschappij

In de kunsten

Participatie is eigenlijk de kunst van het verbinden. Door participatie gaan projecten van kunstenaars of performance art artiesten leven. Er worden bij kunstprojecten waar participatie nodig is altijd gezocht naar een doelgroep die betrokken gaat zijn bij het totstandkoming van het project, in sommige gevallen zelfs meebeslist over het eindresultaat. Voornamelijk de stroming Performance Art heeft veel te maken met participatie. De acts en shows komen vaak dicht bij het publiek en roepen mening of standpunt op.
Deelvraag 5 - Sascha Elzinga

Hoe hebben zintuigen invloed op het gedrag van mensen?

Gedrag wordt voor een groot deel beïnvloed door factoren waar men tot nog toe weinig inzicht in heeft. In het onderbewustzijn worden veel waarnemingen gedaan (94%) die de mens zelf niet doorheeft, maar waardoor hij wel beïnvloed wordt. Deze waarnemingen worden gedaan door de vijf belangrijkste zintuigen, benoemd door Aristoteles: zien, horen, proeven, ruiken en voelen. Wat men over het algemeen niet weet, is dat de mens meer zintuigen heeft dan dat, zoals: temperatuur voelen (thermoceptie), pijn voelen (nociceptie), evenwicht, lichaamsbewustzijn (propioceptie) en snelheidsbewustzijn.

Met onze zintuigen doen we waarnemingen die dus niet allemaal bewust zijn. Dit is het duidelijkst bij het evenwichtszintuig en bij het lichaamsbewustzijn. Ook bij de klassieke zintuigen zijn er veel onbewuste reacties door waarnemingen. Een waarneming (een verandering in de omgeving) is een stimulus (prikkel) waarop een bepaald zintuig reageert. Bij ieder mens is dit proces van prikkelverwerking, wat sensorische informatieverwerking wordt genoemd, anders. Op deze manier is ieders reactie op een prikkel ook anders. Er kan hierin een onderverdeling worden gemaakt tussen een hoge drempel, waarbij de persoon de prikkel langzaam opmerkt, en een lage drempel, waarbij dit het tegenovergestelde is.

Als deze prikkel er niet is of wegvalt, reageert het zintuig daar ook anders op. Deze reactie wordt een respons genoemd. Op deze manier kan dit worden gezien als “oorzaak-gevolg verband” of “actie-reactie”. Een stimulus is bijvoorbeeld het kijken van een enge film, met de respons dat iemand emotioneel wordt. Waarnemingen door zintuigen bepalen dus een groot deel van onze emoties, en daarmee ons gedrag. Dit gedrag is echter aan te passen door de persoon zelf. Tot op zekere hoogte is de mens in staat zijn eigen reacties te bedwingen en daarvoor strategieën te gebruiken, zoals een passieve (men laat de prikkels over zich heen komen) en een actieve (de prikkels worden door de persoon zelf in bedwang gehouden).

Zicht:

Zicht wordt altijd bewust waargenomen. Doordat daar in een ander deel van de hersenen een betekenis aan wordt gegeven, kan dit zowel bewust als onbewust werken. Dit heeft te maken met het beeld dat men ziet of de voorstelling die men maakt. In een bewust geval gaat het om het zien van een object, in een onbewust geval gaat het om een voorstelling maken of associëren naar aanleiding van wat je ziet (of juist niet ziet). Op deze manier wordt de connectie gelegd met gevoelens. Zo heeft het zien (en ruiken) van de natuur een positief effect op mensen, waardoor negatieve gevoelens en gedachten verdwijnen. Licht en kleur hebben hier een grote invloed op.

Licht:

Licht heeft een visueel effect, namelijk dat mensen goed zicht hebben bij dat wat ze aan het doen zijn, maar licht heeft ook een biologisch effect. Zowel het visuele als het biologische aspect zijn zo aan te passen dat gedrag beïnvloed kan worden. Net als bij het zicht, staat de emotionele aard van de mens in contact met het licht. De intensiteit van licht bepaalt namelijk voor een gedeelte hoe mensen zich voelen. Veel en helder licht zorgen voor een betere alertheid en uiteraard beter zicht, maar geven ook energie. Voor actievere bezigheden is koel licht nodig, en voor rustige is warm licht nodig. De concentratie wordt bevorderd door een combinatie van helder en koel licht, wat de inspanning kan vergroten.

Koud licht, dat verschilt van koel licht, zorgt voor spanning. Geel en warm licht zorgen voor ontspanning en zijn op die manier geschikter voor een woon- of werkomgeving . Uit een onderzoek over gebruik van gekleurd licht op een werkvloer bleek dat in een rood verlichte ruimte minder fouten werden gemaakt en in een wit verlichte ruimte de meeste fouten. Philips onderzocht de effecten van blauw licht en kwamen tot de conclusie dat blauw licht de “winterdip” kan wegnemen, doordat een zeer specifieke golflengte ervoor zorgt dat hersenen verward worden met het licht van een blauwe zomerlucht.

Kleur:

Deze onderzoeken tonen aan dat licht en kleur met elkaar verweven zijn als zintuig. Licht is in die zin altijd gekleurd en heeft invloed op de zogenoemde “atmosferische waarneming”. Deze waarneming bevind zich in het individu en is cultuurbepaald. Door bepaalde gewoontes en normen en waarden verschillen de associaties van licht.

Een vast gegeven is dat door gekleurd licht en gekleurde ruimtes mensen zich anders voelen en gedragen. Blauwe en groenige ruimtes veroorzaken een kalm gevoel waar oranje en rood, ondanks dat het warme kleuren zijn, stress en opwinding veroorzaken. Lichte kleuren worden geassocieerd met zowel zwakte als goedheid, donkere kleuren als krachtig en slecht. Ruimtes die een bepaalde kleur hebben kunnen het gedrag van mensen dus beïnvloeden en stimuleren tot bepaalde gedragingen, zoals dat een witte ruimte schijnt aan te moedigen tot opruimen. Tegenwoordig hoeven ruimtes niet meer geverfd te worden in bepaalde kleuren, maar kunnen ze ook gekleurd worden door licht te gebruiken. Dit heeft als voordeel dat de kleuren gedurende de dag veranderd kunnen worden. Op enkele Nederlandse basisscholen zijn hier recentelijk testen mee uitgevoerd. Per taak werd de kleur van het licht aangepast, zodat de leerlingen optimaal te werk konden gaan. Het stimuleren van concentratie, creativiteit etc. werd hierdoor bevorderd.

Ook kleurcombinaties zijn belangrijk, voor bijvoorbeeld waarschuwingsborden en pictogrammen of alarmlichten en zwaailichten. In lawaaiige ruimtes is het daarom effectief om noodgevallen te communiceren door middel van zicht.

Voorbeeld:

James Turrell is een Amerikaanse kunstenaar die in zijn werk de complexiteit van de waarneming van licht naar voren brengt. Wedgework III is hier een zeer duidelijk voorbeeld van, waarbij de lichtbron buiten het zicht staat, maar niets anders zichtbaar maakt behalve zivhzelf. Op deze wijze is het licht zelf een object geworden. James Turrell maakte deel uit van de Californian Light and Space Movement, waarbij het hen ging om de visuele ervaring. De analyses die zij maakten leidden tot “environments” die optische effecten overbrachten op de kijker.

James Turrell’s fascinering voor licht kwam voort uit zijn verleden als piloot en cartograaf. Vanuit de cockpit zag hij veranderingen in licht en kleur op de aarde bij koerswijzigingen in de avondschemering. Ook de weersomstandigheden op de perceptie van ruimte inspireerde hem.

In het Guggenheim creerde Turrell recentelijk (2013) een nieuwe lichtinstallatie die hij Aten Reign noemde. Dit grootschalige project schenkt de bezoeker een verbzingwekkend beeld in een atrium van het museum, dat alleen vanaf beneden bekeken kan worden. De ruimte zelf is verder helemaal leeg, zodat niets afleidend werkt ten opzichte van het werk.
Uitwerking hoofdvraag:

"Aan welke voorwaarden dient een podium te voldoen om een actieve participatie van derden uit te lokken gegeven de context waarin het functioneert?"

Sascha Elzinga:

Het begrip podium wordt in de eerste deelvraag behandeld en gaat zowel in op de geschiedenis als op het hedendaagse leven. In dit geval is er sprake van “zichtbaarheid”. In het geval van het verleden refereert men naar het Latijn, waar men sprak over een podium als de beste plek waar vandaan men het schouwspel kon zien. Een synoniem van het woord podium is platform. Bij een platform denkt men misschien in eerste instantie aan een boorplatform, dus iets waar je op kunt staan of werken, of een site waarbij men met elkaar kan praten over verschillende thema’s, of een netwerk van computersystemen etc. Een betekenis die hier ontbreekt is de volgende: “Term uit de dramaturgie voor het toneelplankier bij het rederijkerstoneel. Het toneel bestaat in de Nederlanden in de 16e eeuw uit een platform met daarop het speelhuis; een (meestal met gordijnen) afgesloten, kleinere ruimte. Op het platform wordt de hoofdhandeling opgevoerd.”

Uit het begrip platform vloeit het begrip tableau vivant, wat levend schilderij betekend. “Het tableau vivant is een 18de en 19de-eeuwse theatervorm waar de arbeidersbeweging veel gebruik van heeft gemaakt. Het werd opgevoerd tijdens feestavonden en politieke bijeenkomsten. Het tableau vivant bestond uit stilstaande, gekostumeerde mensen in een symbolische opstelling met decorstukken. De opstelling werd achter een gesloten gordijn gemaakt. Als iedereen in de juiste houding stond, ging het gordijn open en kon het publiek een of hooguit twee minuten kijken. Tableaux vivants beeldden vaak een maatschappelijk probleem uit en gaven tegelijkertijd de ideale oplossing: zo is de werkelijkheid, maar zó zou het moeten.”

Dit laatste begrip sluit de cirkel en de geschiedenis van het begrip podium af, als we ons richten op het theater / kunsten. In het geval dat er wordt gesproken over een arbeidersbeweging kan er bijvoorbeeld worden gerefereerd naar een (boor)platform van nu. Tegenwoordig spreekt men nog steeds over een podium als een plek waar een optreden of act plaatsvindt, maar is dit nog de juiste definitie?

Deze plek is niet zo zeer gebonden aan een specifieke factor. Dit kan namelijk op straat zijn of in een gebouw of ruimte. De mens creëert zeer eenvoudig een eigen podium door enkel een verhoging te plaatsen, dat groot genoeg is om op te staan. Bij het verheffen van de stem wordt de aandacht getrokken van passanten en geven zij de spreker op zijn beurt een podium. Deze genoemde podia zijn gerelateerd aan bestaande objecten of acties. Een podium kan daarentegen ook een digitaal platform zijn.

In de tweede deelvraag, waarbij besproken wordt hoe de aandacht van een publiek wordt getrokken zodat er participatie ontstaat, komt het begrip prikkel naar boven. Het publiek kan op meerdere manieren geprikkeld worden, zoals selectieve perceptie, onderscheidend vermogen (van dat wat zichtbaar is), maar ook (onzichtbare) prikkels zoals die naar de hersenen worden gestuurd en de zintuigen benaderen. Op auditief gebied wordt de aandacht van een publiek gewekt door middel van schommelingen in volume, wat ervoor zorgt dat men reageert op het geluid. Ditzelfde gebeurd met het tastbare, aangezien elk materiaal een andere reactie uitlokt. Eenvoud en tijd staan centraal bij het uitlokken van een reactie. Het is hierbij noodzaak dat er duidelijk is wat er van het publiek verwacht wordt.

Het uitlokken van een reactie en het laten meedenken en doen van een groepering of individu kan worden teruggekoppeld naar het volgende begrip: participatie. Participatie is een opvolger van het woord: ‘inspraak’. Hiermee wordt de actieve deelname bedoelt of ook wel betrokkenheid. Participatie is in de brede zin (meedoen aan de maatschappelijke situatie / tonen van betrokkenheid met betrekking tot de actualiteit) en enge zin (het deelnemen aan een bepaalde activiteit) te bekijken.

Publiek reageert op de context, maar de context kan ook het publiek laten reageren. In de derde deelvraag werd door middel van het begrip installatiekunst aangegeven dat de perceptie van de toeschouwer steeds meer wordt benadrukt. Door het veranderen of het accentueren van de context kun je bepaalde ervaringen creëren en de perspectieven van de ruimte transformeren.

Bij de eerder genoemde begrippen podium, participatie, prikkel en interactie is er een terugkerend aspect terug te vinden, namelijk het gedrag van personen. Het gedrag dat mensen vertonen wordt voor een groot deel beïnvloed door factoren waar men tot nog toe weinig inzicht in heeft gehad.

Een waarneming is een stimulus waarop een bepaald zintuig reageert. Bij ieder mens is dit proces van prikkelverwerking anders. Op deze manier is ieders reactie op een prikkel ook anders. Tot op zekere hoogte is de mens in staat zijn eigen reacties te bedwingen en daarvoor strategieën te gebruiken.

Zicht wordt altijd bewust waargenomen. Doordat daar in een ander deel van de hersenen een betekenis aan wordt gegeven, kan dit zowel bewust als onbewust werken. In een bewust geval gaat het om het zien van een object, in een onbewust geval gaat het om een voorstelling maken of associëren naar aanleiding van wat je ziet (of juist niet ziet).

Licht heeft een visueel effect, namelijk dat mensen goed zicht hebben bij dat wat ze aan het doen zijn, maar licht heeft ook een biologisch effect. Zowel het visuele als het biologische aspect zijn zo aan te passen dat gedrag beïnvloed kan worden. Net als bij het zicht, staat de emotionele aard van de mens in contact met het licht.

Licht en kleur zijn met elkaar verweven als zintuig. Licht is in die zin altijd gekleurd en heeft invloed op de zogenoemde “atmosferische waarneming”. Deze waarneming bevind zich in het individu en is cultuurbepaald. Door bepaalde gewoontes en normen en waarden verschillen de associaties van licht. Een vast gegeven is dat door gekleurd licht en gekleurde ruimtes mensen zich anders voelen en gedragen.

Het gehoor heeft twee belangrijke functies. De eerste functie is het horen van ‘standaard’ geluiden, zoals de omgeving. Deze geluiden helpen bij de oriëntatie en het ruimtelijk inzicht van mensen. De tweede functie werkt als waarschuwingssysteem, bij harde en afwijkende geluiden. Verschillende soorten geluiden roepen verschillende reacties in mensen op, zowel bewust als onbewust. Geluiden beïnvloeden het menselijk handelen en de concentratie. De structuur van de ruimte speelt hier een zeer belangrijke rol in.

Geuren helpen ons met het herkennen en appreciëren van mensen, voorwerpen en ruimtes. 75% van de dagelijkse emoties worden veroorzaakt door geur, waar in onze omgeving goed op ingespeeld wordt. Door geuren worden associaties, herinneringen en stemmingen opgeroepen. Door onder andere geur wordt smaak mogelijk gemaakt en heeft te maken met emotionele invloeden.

Het aanvoelen van temperaturen wordt aangegeven met het begrip Thermoceptie. Temperatuur blijkt een directe relatie te hebben met het gedrag van mensen. Nociceptie, thermoceptie en propioceptie zijn onderdelen van de tastzin. Bij nociceptie wordt pijn gevoeld, propioceptie houdt het lichaamsbewustzijn in. Het snelheidsbewustzijn wordt kinesthetisch genoemd.

Concluderend kan worden gesteld dat een podium dient te voldoen aan een middel dat ervoor zorgt dat de toeschouwers geprikkeld worden. Middels verschillende media (zowel auditief als visueel) moeten de toeschouwers verleid worden om actief te participeren. Deze actieve participatie wordt versterkt door een geaccentueerde context, waar waarnemingen ervaringen laten ontstaan. Waarnemingen van de toeschouwer beïnvloeden zijn gedrag en zorgen ervoor dat zintuigen reageren. Zintuigen kunnen worden vergeleken met een geweven web in het menselijk lichaam, dat de gehele dag prikkels over en weer stuurt. Het grootste gedeelte van deze stimuli zijn onbewust en worden niet specifiek door een zintuig aangevoeld. Als er geen sprake is van een prikkel of deze wegvalt, reageert elk zintuig daar ook anders op. Idealiter zouden alle zintuigen moeten worden geprikkeld, wat in dit geval de toeschouwer geen enkele afleiding van buitenaf geeft zodat hij optimaal op het werk / podium in kan gaan.

Bibliografie:

- http://www.dbnl.org/tekst/bork001lett01_01/bork001lett01_01_0017.php#p112

- http://www.moetjedoen.nu/moetjedoen/pagina.asp?pagkey=63049



Pebbles Thijssen:

Een podium bestaat uit publiek, een locatie en een presentatie, dus uitvoering. Bij het ontwerpproces van een podium is participatie belangrijk. Participatie is eigenlijk de kunst van het verbinden met de doelgroep van het podium. Er wordt bij kunstprojecten waar participatie wordt verwacht, altijd uitgegaan van een doelgroep die betrokken is bij het totstandkoming van het project. Een voorbeeld doelgroep/publiek/toeschouwer die zelfs in sommige gevallen het eindresultaat beïnvloed is performance.

De context, zoals de locatie en de tijd, zorgt daarnaast ook voor ontwerpmogelijkheden van het podium: de ruimte kan getransformeerd worden. Een ervaring overdag kan letterlijk dag en nacht verschillen met een ervaring ‘s avonds. Verschillende jaargetijen geven ook weer een andere dimensie. Door het veranderen of het accentueren van de context ontstaan er verschillende ervaringen bij de toeschouwers. Daardoor worden de zintuigen van het publiek op een andere manier geprikkeld.

Een zintuig is een orgaan dat prikkels waarneemt. Voorbeelden hiervan zijn prikkels van geluid, licht, geuren en aanrakingen. Als deze zintuigen prikkels waarnemen geven ze een soort van seintje door naar de zenuwen. Via de zenuwen gaat het seintje naar de hersenen. Hierdoor word je bewust van wat je waarneemt. De vijf zintuigen zijn: voelen, ruiken, proeven, horen en zien.
Doordat de toeschouwer prikkels (actie) met al zijn zintuigen opvangt, ontstaat er een reactie. Dit is het ‘actie-reactie-effect’. Daarnaast kunnen de verschillende zintuigen elkaar versterken. Ieder persoon verwerkt de prikkels op een andere manier. Dat heeft te maken met heel veel factoren te maken zoals de ervaringen, associaties, kennis, interesse, ontwikkeling en persoonlijkheid van een individu. Het gedrag en dus ook de mate van interactie van een toeschouwer wordt dus bepaald door verschillende factoren alsmede de ontwikkeling van zijn zintuigen.

Interactie is heel belangrijk bij succes van het podium. Het podium moet het publiek prikkelen, het moet onderscheidend zijn maar wel binnen de interessesfeer van de doelgroep vallen. Van belang is dus ook dat je een doelgroep van te voren duidelijk omschrijft en je daar op richt. Wat ook van belang is dat het publiek van tevoren weet wat ze kunnen verwachten. Hierbij kom je op het vlak van marketing: ook publiciteit voor het podium moet de zintuigen van de doelgroep van te voren prikkelen waardoor actie ontstaat: ze komen naar jouw podium en worden toeschouwer, zelfs een interactieve toeschouwer.

Bij de antwoorden van alle deelvragen kwam steeds het belang van de zintuigelijke ervaring van de toeschouwer voor een podium naar voren. Hoe die prikkels van een podium uiteindelijk in interactie door de toeschouwer worden vertaald, hangt van vele factoren af. Zowel toeschouwers afhankelijke factoren (ervaring, kennis, associatie etc) als factoren die voor het podium kunnen worden gecreëerd. Naast het verrassende element van het podium is het ook belangrijk dat de toeschouwer van te voren weet wat hem te wachten staat. Daardoor kunnen de prikkels (actie) doeltreffend worden omgezet in reactie (dus interactie). Context is ook een belangrijke tool om interactie te veroorzaken: een ijssculpturenexpositie in hartje zomer waar het publiek met winterkleding iglo’s in moet om ijssculpturen te aanschouwen, lokt participatie van de toeschouwer uit. Het prikkelt de zintuigen op alle mogelijke manieren.
De uiteindelijke conclusie is dat een evenwichtig verband tussen het doel van het podium, de context en het publiek een zo groot mogelijke participatie van derden uitlokt voor dat podium.

Bron:
http://dier-en-natuur.infonu.nl/biologie/11082-de-vijf-zintuigen.html




Gehoor:

Het gehoor heeft twee belangrijke functies. De eerste functie is het horen van ‘standaard’ geluiden, zoals de omgeving. Deze geluiden helpen bij de oriëntatie en het ruimtelijk inzicht van mensen. De tweede functie werkt als waarschuwingssysteem, bij harde en afwijkende geluiden. Een schrikbeweging van een harde knal is hier een voorbeeld van. Onverwachte geluiden zorgen voor meer aanmaak van cortisol, het stresshormoon.

Verschillende soorten geluiden roepen verschillende reacties in mensen op, zowel bewust als onbewust. Mensen hebben een voorkeur voor natuurlijke geluiden tegenover geluid dat wordt gemaakt door mensen. Natuurgeluiden veroorzaken rust en kalmte, harde (machinale) geluiden zorgen daarentegen voor stress. Geluid heeft op meerdere manieren een effect op onze emoties. Muziek is daar een goed voorbeeld van. Ook hier speelt associatie of ervaring een belangrijke rol.

Tempo:

Of het tempo van muziek of geluid invloed heeft werd bewezen door middel van meerdere onderzoeken. Hieruit zijn bevindingen voortgekomen die stellen dat langzame(re) geluiden mensen trager laat lopen en bij een hoger tempo van het geluid een snellere doorstroming veroorzaakt. Dit gebeurt onbewust, aangezien de mensen die deelnamen aan het experiment vaak niet zeker wisten of ze überhaupt geluiden hadden gehoord.

Concentratie en overlast:

Geluiden beïnvloeden het menselijk handelen en de concentratie. De structuur van de ruimte speelt hier een zeer belangrijke rol in. In een open omgeving is de productiviteit bijvoorbeeld vele malen lager door de input van meerdere prikkels. In een gesloten ruimte is het aantal prikkels een fractie van wat zich daarbuiten afspeelt en ligt de productiviteit 66% hoger. In de verkoopwereld ziet men dat afleidend gedrag zorgt voor 28% minder verkopen. Stilte is het meest rustgevend voor de hersenen, aangezien de verwerking van geluiden minimaal is.

Bij te veel en te hard geluid wordt gesproken van geluidsoverlast, wat zelfs slecht is voor de gezondheid. Gehoorverlies, slaapverstoring en hartproblemen, maar ook voor emoties en gedrag, waarbij de veiligheid niet gegarandeerd kan worden, zijn hier gevolgen van. De emoties die hierbij worden opgeroepen zijn in bijna alle gevallen negatief. Zo hangen geluiden boven de 80 decibel samen met een afname in de bereidheid om mensen te helpen en een toename in agressief gedrag.

Afwijkend geluid wordt ingezet tegen overlast, zoals de “Mosquito”, een hoog geluid dat door alleen jongeren wordt gehoord en hen weerhoud van rondhangen op bepaalde publieke plekken. Ditzelfde gebeurt met klassieke muziek. In deze zin geeft muziek een gevoel van aanwezigheid, zodat mensen zich minder alleen voelen en daardoor veiliger.
Reuk:

Geuren helpen ons met het herkennen en appreciëren van mensen, voorwerpen en ruimtes. 75% van de dagelijkse emoties worden veroorzaakt door geur, waar in onze omgeving goed op ingespeeld wordt, zoals in winkels. Door geuren worden associaties, herinneringen en stemmingen opgeroepen. Dit hangt uiteraard van de persoon af en de positieve of negatieve associatie. Geur zorgt voor de menselijke aantrekkingskracht tot elkaar en voor 95% van de smaak van voedsel. Op deze manier is reuk verweven me een ander zintuig, namelijk proeven, net zoals licht en kleur.

Het reukzintuig wordt ook wel “de poortwachter” van het brein genoemd. Geur zegt mensen of iets gevaarlijk/onprettig is of veilig/prettig. Geuren waarschuwen ons voor gevaar of bewegen ons er toe iets te benaderen. Nare geuren associëren wij vaak met gevaarlijke geuren. Zo ruiken dieren hun vijanden eerder voordat zij in het zicht zijn. Voor mensen geldt dit ook: het ruiken van een gaslucht, brandlucht en rot voedsel waarschuwen ons direct. Gevoelens van mensen zijn te ruiken, zoals angst en stress. Deze geur roept bij andere mensen gevoelens van empathie op en kan onbewust aanzetten tot gedragsverandering. Onderzoek wees uit dat het ruiken van (natuurlijke geuren, zoals) een citroengeur aanzet tot schoonmaken, lavendel zorgt voor concentratie, een hogere inspanning en het wegnemen van vermoeidheid en sinaasappel stress reduceert. Het opwekken van herinneringen van geuren zou gebruikt kunnen worden om gedrag te veranderen.

Het effect van geur is beperkt houdbaar, omdat gewenning snel optreed. Voor een langdurig effect moet er dus geen overdaad aan geuren gebruikt worden, maar moeten geuren eerst neutraliseren.

Hieronder een geuren schema met de daaraan gekoppelde reactie of gedraging:

Ontspanning Lavendel
Alertheid, concentratie Citroen
Zelfverzekerd Jasmijn
Opgewekt Musk
Energie Vanille/sinaasappel

Smaak

Smaak is het zintuig dat misschien wel het meest complex is, aangezien deze betrokken is bij alle andere zintuigen en te maken heeft met emotionele invloeden. De zintuigen maken het mogelijk om smaak te ervaren en hun betrokkenheid varieert afhankelijk van de situatie en dat wat wordt geproefd. Wat we vervolgens met deze informatie doen wordt teruggekoppeld naar het domein van verstand en emoties. Persoonlijke ervaring en associaties bepalen gezamenlijk de waardering van de smaak.


Voelen:

Het tastzintuig is een zintuig dat over het algemeen in een gering aantal onderzoeken naar voren komt, terwijl dit zintuig zeer complex is. Een onderzoeksmethode die wordt gebruikt is “Haptic Feedback”, waarbij gekeken wordt hoe mensen reageren op bepaalde prikkels die zij voelden. Daarnaast wordt er geëxperimenteerd met een vest dat mensen een richting opstuurt door middel van prikkels (ook wel tactiele stimuli) aan verschillende kanten te geven. Dit kan worden gezien als een natuurlijk navigatiesysteem. Ook werd er geëxperimenteerd met het opwekken van emoties door met kleine vibratoren (als in telefoons) tactiele stimuli af te geven en daardoor een emotie te recreëren. Het blijkt namelijk dat als mensen de lichamelijke uitwerking van emoties voelen, zij ook daadwerkelijk die emotie krijgen, zoals bijvoorbeeld vlinders in de buik en rillingen over de rug.

Wat simpeler is bij tastzin, is dat mensen alles om hun heen voelen. De huid is hier de belangrijkste sensor in. Zo worden trillingen gevoeld als iemand hard op de vloer stampt en de structuur van iets wat we aanraken. Blinden worden hierin erg geholpen door de omgeving, waar speciale looppaden zijn gecreëerd en het brailleschrift, waardoor zij in staat zijn te kunnen lezen. Tastzin zorgt bij blinden voor zicht. Het is bewezen dat zij door een aanraking vormen voor zich kunnen houden en een voorstelling kunnen maken. Het gehoor fungeert hier als belangrijkste kanaal.

Voorbeeld:

Annelies Planteijdt is een Rotterdamse edelsmid en sieradenontwerpster. Ze studeerde aan de Technische School in Schoonhoven en de Gerrit Rietveld Academie. In haar loopbaan als ontwerper heeft zij meerdere prijzen gewonnen en haar werk ligt in toonaangevende Nederlandse musea zoals het Stedelijk Museum in Amsterdam en ‘s Hertogenbosch, Boijmans van Beuningen in Rotterdam en Het Gemeentemuseum in Den Haag.

Een ketting van Planteijdt refereert naar verschillende zintuigen en de aanraking met de huid. Deze ketting, die “El Olor de la Vida” (de geur van het leven) wordt genoemd, is in zijn oorspronkelijke staat net zo lang als een vrouwenlichaam. De schakels veroorzaken een licht getingel als zij elkaar aanraken en door de vorm van de ketting is het onmogelijk om deze niet te voelen. De subtiliteit van de ketting streelt de ogen en door het goud glinstert hij in de zon. Op deze manier zijn al drie zintuigen benoemd, namelijk: tastzin, gehoor en zicht.
Thermoceptie:

Het aanvoelen van temperaturen wordt aangegeven met het begrip Thermoceptie. Temperatuur blijkt een directe relatie te hebben met het gedrag van mensen. Als temperaturen oncomfortabel worden ervaren, neemt agressiviteit (of irritatie) toe, maar als de temperatuur nog verder toeneemt of afneemt tot extreme vormen, wordt die agressie gereduceerd. Ontvluchting is hierbij de oplossing, in tegenstelling tot negatief gedrag. Bij hoge temperaturen wordt de gezondheid in gevaar gebracht, omdat het lichaam dit niet meer weet te reguleren. 20 tot 27 graden Celsius is een prettige temperatuur, als de luchtvochtigheid goed is (35 tot 60%). Daarnaast moet er rekening gehouden worden met luchtstromen, zoals ventilatiestromen.

Nociceptie, propioceptie en kinestetisch:

Nociceptie, thermoceptie en propioceptie zijn onderdelen van de tastzin. Bij nociceptie wordt pijn gevoeld, propioceptie houdt het lichaamsbewustzijn in.

Zowel nociceptie als propioceptie zijn niet geschikt om toe te passen in het dagelijks leven. Propioceptie houdt namelijk het evenwicht in en het vermogen om waar te nemen waar de ledematen zich ten opzichte van elkaar bevinden. Dit gebeurt automatisch, en kan waarschijnlijk beïnvloed worden. Vreemde of onbekende vormen op vloeren kan het inzicht verwarren en zorgen voor evenwichtsverlies, doordat een idee van hobbeligheid etc. wordt voorgenomen. Een gevolg hiervan kan misselijkheid zijn. De hersenen worden op deze manier voor de gek gehouden.
Dit kan worden beïnvloed door de grond te kleuren op bepaalde plekken, zo gaan mensen niet graag in een “zwart gat” op de grond staan.

Het snelheidsbewustzijn wordt kinesthetisch genoemd. Dit valt ook onder tastzin en wordt bewust gevoeld, door middel van druk op het lichaam. G-krachten zijn hier een duidelijk tastbaar voorbeeld van. Hierbij speelt zwaartekracht een belangrijke rol, aangezien dat ervoor zorgt dat het lichaam meerdere keren het gewicht verdubbeld.

Uit dit onderzoek naar de kenmerken van vrijwel alle zintuigen waar we tot op de dag van vandaag kennis hebben mogen nemen, kan ik concluderen dat deze meer met elkaar gemeen hebben dan dat ik voorheen dacht. Het is een geweven web in het menselijk lichaam, dat de gehele dag prikkels over en weer stuurt. Het grootste gedeelte van de stimuli zijn onbewust en worden niet specifiek door een zintuig aangevoeld. Het is verbijsterend om te beseffen dat elk zintuig in contact staat met een ander zintuig en impulsen naar de hersenen verstuurd. Als er geen sprake is van een prikkel of deze wegvalt, reageert een zintuig daar ook anders op. Op deze manier is dit proces te verklaren als een “oorzaak-gevolg verband” of “actie-reactie”. Ieder persoon gaat anders met deze impulsen, emoties en reacties om, wat komt door ervaring, associaties en persoonlijkheid. Tot op zekere hoogte is de mens in staat zijn eigen reacties te bedwingen en daarvoor passieve en actieve strategieën te gebruiken. Dit maakt het onderzoek naar zintuigen op die manier zeer complex.

Bibliografie:

- http://www.saxion.nl/WPS/WCM/CONNECT/E4364908-DA13-40CE-A857-
E53BE201FD3A/LITERATUURONDERZOEK

- http://www.marketingfacts.nl/berichten/geld-stinkt-ontdek-hoe-geur-het-verschil-kan-maken

- http://www.fortior.info/blog/entry/sensorische-informatieverwerking-gedrag

- http://www.smaakonderzoek.nl/nl/smaakvancso.html

- http://www.depont.nl/collectie/kunstenaars/meer-informatie/kunstenaar/turrell/info/

- http://web.guggenheim.org/exhibitions/turrell/

- http://shop.chpjewelry.com/annelies-planteijdt

- http://dare.uva.nl/document/2/96210


Beantwoording hoofdvraag, Nina Laan

De hoofdvraag:
"Aan welke voorwaarden dient een podium te voldoen om een actieve participatie van derden uit te lokken gegeven de context waarin het functioneert?"
Voordat ik de hoofdvraag helemaal beantwoord, splits ik de hoofdvraag op een paar stukken, namelijk:

1. Aan welke voorwaarden dient een podium te voldoen?
2. Hoe lok je actieve participatie van derden uit?
3. Welke context draagt bij aan actieve participatie?

Aan welke voorwaarden dient een podium te voldoen?
De letterlijke betekenis van het woord ‘podium’ is een verhoogde vloer in een zaal waar artiesten op staan. (bron: encyclo.nl). Als je er letterlijk naar kijkt zou een podium dus moeten voldoen aan een aantal eisen: hoogte, geometrische vorm, voldoende draagkracht en hoger dan de toeschouwers. Als ik aan het woord podium denk, dan denk ik aan concertzalen of podia tijdens festivals. De grote massieve installaties die om het podium gebouwd zijn horen er ook bij. Het podium alleen zou kaal alleen een paar planken zijn met genoeg ondersteuning. Wat gebeurd er als mensen op een podium staan? Zij voelen zich boven de andere mensen en de aandacht is op diegene gericht. Een belangrijke voorwaarde van een podium is dus dat het de aandacht trekt. Door de aandacht krijg je toeschouwers en door toeschouwers ontstaat er publiek. Publiek is gelijk de tweede voorwaarde van een podium. Zonder publiek zou er geen podium ontstaan. Naar mijn mening hoeft een podium niet een verhoging te zijn, zodra een groep mensen een cirkel vormen en één persoon staat in het midden, dan zal zich ook een podium/prestatieplek vormen.

Hoe lok je actieve participatie van derden uit?
Mensen zijn kuddedieren, ze zullen zich moeilijk kunnen afscheiden van een grote groep mensen. Door het kuddegedrag hebben groepen een grote invloed op individuen. Het onbewuste proces van de groep volgen is haast nooit tegen te houden, daarom is het belangrijk dat actieve participatie voortkomt uit een groepsactiviteit. Het kuddegedrag stamt oorspronkelijk al uit de prehistorie. Mensen hadden elkaar nodig, alleen ging je het niet halen. Je had elkaar nodig voor het jagen, warm blijven, eten zoeken, eigenlijk alles wat te maken had met overleven. Daarbij kwam dat mensen in groepen taken kunnen verdelen, hierdoor ontstond er een rangorde en kregen mensen verschillende taken toegewezen door een leider. Door dit gegeven is het moeilijk voor de mens zich af te schermen van het grote geheel. Mensen zijn snel geneigd te denken dat als ze uit de groep vallen ze raar aangekeken worden. Mensen zoeken naar mijn mening constant acceptatie. Dit gezegd te hebben, is het voor de individu moeilijk om mee te doen aan een activiteit waarbij het niet voor grote groepen is. Actieve participatie lok je uit door meerdere groepen bezoekers tegelijk aan te spreken. Hierdoor ontstaat er een groepsdynamiek, dat voelt vertrouwd voor de mens.

Welke context draagt bij aan een actieve participatie?
De omgeving speelt voor een actieve participatie wel een rol, het plaatsen van een ‘podium’ en/of installaties geeft aan routing aan. Routing is in elk ruimtelijk ontwerp van belang omdat het rust geeft voor de mens. Een routing zorgt ervoor dat bezoekers weten hoe zij moeten lopen. Door de mens mee te laten doen in een installatie of act zal dus een duidelijk routing nodig zijn.

De hoofdvraag
De beantwoording van de hoofdvraag luidt als volgt: Als men actieve participatie wilt uitlokken bij derden zal men een context moeten creëren waarbij gebruik wordt gemaakt van gevoel, sferen en routing. Door een routing krijgt het structuur en zal men eerder deelnemen. Een podium is over het algemeen bestemd voor publiek en meerdere mensen bij elkaar, hierdoor zullen derden eerder deelnemen. Voorwaarde twee is dus dat er ruimte in de context moet zijn voor meerdere bezoekers. De actieve participatie wordt ook bereikt door het kuddegedrag te tackelen. De derden zullen zich anders gaan voelen en door het ‘anders voelen’ ontstaat er een beweging binnen de groep, hierdoor kan er actieve participatie ontstaan bij een podium. Kortom, speel in op het kudde gedrag van de mens om actieve participatie uit te lokken.


Bronnenlijst:
- http://www.allesinperspectief.nl/Wereldpolitiek/het-kuddegedrag-van-mensen.html
- http://niburu.co/index.php?option=com_content&view=article&id=1982:hoe-werkt-kuddegedrag&catid=30:bewustzijn&Itemid=43
- http://www.encyclo.nl/begrip/Podium
- http://www.teamontwikkeling.net/pschologie-van-groepen/mensen-in-groepen.asp
- http://www.biggee.nl/weblog/beheers-de-context-win-de-klant/